In HTV de IJsberg # 73 staat ook een stuk van onze hand over 'Expeditie Bistrokunst'. Allerlei wonderlijke verhalen komen boven water tijdens de zoektocht naar de herkomst van het woord bistrokunst. Een kijkje in de keuken van woordenboekenmakers.
Image

Sofia Loren (hier bezig met haar vleesaltaar) speelt ook een rolletje in het artikel dat hieronder aan te klikken is.


Expeditie Bistrokunst
 

Ik weet niet meer hoe het begon. Waarschijnlijk was ik als verzamelaar van opmerkelijke elfletterige woorden op zoek naar de betekenis van het woord bissectrice (lijn die een hoek middendoor deelt) of bitteraarde (magnesia, magnesiumoxide) . In ieder geval viel mijn oog tijdens het bladeren op het woord bistrokunst. Volgens mijn Dikke van Dale – elfde herziene druk uit 1984 - staat bistrokunst voor sentimentele, melancholische, dromerige beeldende kunst van licht-pornografisch karakter!

Ik ben toch aardig ingevoerd in de kunsten maar bij bistrokunst ging bij mij niet onmiddellijk een belletje rinkelen. Ik denk bij bistrokunst aan schilderen met kruidenboter, abstracte objecten in de uiensoep, installaties met stokbroden en happenings met aanstootgevende alpinopetten vol met gestolde kaasfonduekots. Misschien is de introductie van de papieren placemat met de opdruk van een gezellig schilderij (De Boerenbruiloft van Pieter Bruegel de Oude) wel het belangrijkste wapenfeit van deze kunststroming. Maar door wie is deze beweging opgericht en hoe ziet de zogenaamde bistrokunstenaar er uit?Na een oproep drie jaar geleden via het wereld wijde web komen er mondjesmaat reacties binnen. "Ik ken geen bistrokunst, wel een bistro in Casablanca waar kunst wordt getoond. Ik denk alleen niet dat zij zich kunnen vinden in de omschrijving in de Van Dale.” Ook wordt bistrokunst gespot in Amerika; in Cincinnaty opereert Bauer's Bistro Art Gallery. En in de wereld van de kalenderkunst wordt onder BistroArt verstaan het schilderen van puien van cafe’s en bistro’s, maar of dit nu kunst is met een grote K?
 
Ook kunsthistorici breken hun hoofd over deze term; "Het antwoord op uw vraag moet ik volkomen schuldig blijven. Nooit van gehoord. Misschien is Bistrokunst een tak van de Hotelkunst. Wellicht floreert het begrip in Vlaanderen. Ongetwijfeld verwant aan salonkunst, dat ook geen recht van bestaan heeft.”
Misschien moeten we het meer zoeken in de fotografie; “Ben liefhebber van de muziek van Francis Lai, waarvan de platenhoezen voorzien zijn van zwoele foto's van David Hamilton. Vind ik erg ontroerend, het is soft porno, maar of het bistrokunst is?” En iemand anders meldde; "Ik weet een geval van bistrofotografie; Sofia Loren gefotografeerd met een enorm slacouvert.”Inderdaad prijkt een bevallige Sofia Loren op de voorkant van haar kookboek met de verleidelijke  titel 'Koken con amore' . Het boek staat vol met suggestieve foto’s en zelfs de ondertitels krijgen een extra lading, bijvoorbeeld: 'Sofia zwemmend in een zee van tortellini' of  'Sofia in het 'hol' van de Parmigiano-Reggiano, waar de parmezaanse kaas rijpt’ Ja, ja!  

Door dit themanummer over brood & spelen kwam de zoektocht weer boven. Ik besluit nog een keer op onderzoek te gaan. Via het Instituut voor Nederlandse Lexicologie te Leiden krijg ik een artikel doorgespeeld afkomstig uit bestanden die niet voor leken bedoeld zijn.

 

Het artikel handelt over spookwoorden. Spookwoorden zijn woorden die eigenlijk niet bestaan, maar die al dan niet toevallig in een woordenboek terechtgekomen zijn. Veelal danken ze hun bestaan aan een drukfout of het verkeerd overnemen van een woord uit een tekst. Soms worden spookwoorden ook opzettelijk bedacht en in een woordenboek opgenomen om later eventuele plagiaristen te kunnen betrappen. Een van de bekendste voorbeelden van een spookwoord is ‘tuits’, dat Jacob van Lennep in 1856 opnam in zijn Zeemans Woordenboek. Het woord betekende volstrekt niks. Van Lennep verzon het met opzet. En niet zonder succes: het werd klakkeloos overgenomen door een groot aantal andere woordenboekenmakers.

In de categorie ‘niet echt bestaande woorden’ horen verder ook de zogenaamde schertswoorden thuis. Dit zijn woorden die niets met drukfouten te maken hebben, maar gewoon als aardigheidje bedoeld zijn. Bekend is het (elfletterige!) woord roltrappist, uiteraard een woordgrapje met roltrap en trappist, dat echter in Verschuerens Modern Woordenboek (1961) voor vol werd aangezien en de betekenis ‘gebruiker van een roltrap’ meekreeg.

Ik moet iets bekennen. In mijn jonge jaren wilde ik ook zo graag in een woordenboek opgenomen worden dat ik een oproep om borrelnamen in het tijdschrift Onze Taal aangreep om enkele zelfbedachte termen op te sturen. Enkele maanden later viel het ‘Borrelwoordenboek met 750 volksnamen voor onze glazen boterham' op de deurmat. Groot was de verbazing: sommige termen waren toch niet belangrijk genoeg geacht, andere woorden waren met uitleg en al opgenomen. Wel kregen we het schaamrood op de kaken toen bij een van de woorden, die ik gesitueerd had in de Maasstad, de opmerking stond dat deze uitdrukking ontbreekt in de belangrijkste studies van het Rotterdams…

Volgens het artikel is het
meest roemruchte spookwoord ongetwijfeld het woord honduree wat zou staan voor een vetvrij papiertje tussen plakjes kaas of vleeswaren. Niemand schijnt het woord te kennen. Slagers en kaasboeren hebben er nog nooit van gehoord. Speurtochten op internet leveren ook niets op. Iemand vroeg ooit aan de redactie van Van Dale waar het woord vandaan komt en of het misschien een spookwoord is. Hij kreeg als antwoord dat  honduree geen spookwoord is, maar een vorm die ondertussen sterk verouderd is en nauwelijks nog voorkomt. Een vindplaats van die zogenaamde oude ‘vorm’ werd niet gegeven. In latere edities was het woord uit het woordenboek verdwenen!

Toeval of niet maar honduree verscheen evenals bistrokunst ook in de elfde druk van de ‘Dikke van Dale’. En om het helemaal af te maken, ook het lemma spookwoord (niet echt bestaand woord dat in meestal oude woordenboeken is opgenomen: spookwoorden zijn meestal verkeerd uit een tekst overgenomen of door drukfouten ontstaan) werd in deze editie voor het eerst gepresenteerd.

Met deze elfde druk is dus toch iets merkwaardigs aan de hand. Via een Nederlandse hoofdredacteur krijg ik het telefoonnummer van een Vlaamse professor doorgespeeld onder wiens leiding deze elfde editie werd samengesteld. Op mijn vraag naar bistrokunst meldt hij dat hij het afgelopen week nog zag; aquarellen opgehangen in een café. Volgens hem is het woord afkomstig uit Frankrijk en wordt het nog regelmatig gebruikt. Op mijn tegenwerpingen dat de definitie toch iets anders luidt, zegt hij dat het al zo lang geleden is en eigenlijk over deze zaak niet meer wil praten en beëindigt het gesprek.

(wordt vervolgd)