Onze Utrechtse correspondent reageert n.a.v. medeklinker (7 februari).

HMPF, het lijkt erop dat ik mij de basisregels van het elfletterige woord nog niet eigen heb gemaakt. Ik begrijp dat al te grote kolder toch niet is toegestaan, en dat germanismen uit den boze zijn. Kirschschip: toch zag ik het ooit varen; een schip tot de nok toe volgeladen met kirsch. Wat mij brengt op de rotschipper. Die trof ik ooit aan op de maladiven. Vreemd gevoel was dat, zo tussen de rotsen je chiptegoed opwaarderen. Laatst kon ik mijn geluk niet op, ik dacht het perfecte elfletterige woord gevonden te hebben, helaas telde het twaalf  letters; geluksmokkel, TJEE wat een woord, en wat een teleurstelling. Gelukslaven, poetsmokkel(of toch beter roetsmokkel?) die kwamen dan nog als een soort troostprijsje. Ik denk dat dat toch het doel is; een woord vinden waarvan je zegt TJEE wat een woord, een gewoon woord, en toch bij nadere beschouwing zo een vreemd en wonderlijk woord dat het een hele Roman overbodig maakt. Wat dat betreft hebt jij je  beste tijd al gehad; meetsysteem en dubbelloops zijn nauwelijks te overtreffen. Soms vraag ik mij zelfs af of de hele elfletterige toestand niet is opgericht om nog eens zo een woord te vinden. Zouden er dan geen straten zijn waarin de angst regeert zodat men kan spreken van angststraten, al was het alleen maar om het record (angststraat) naar de zeven te tillen. Of dat je aan het eten bent en ergens zo van schrikt dat je je verschrokt, opdat wij kunnen gaan spreken van de angstschrok.(dit natuurlijk prachtig geillustreerd ) (over illustraties gesproken, ik ben benieuwd naar het plaatje bij bekentennis en compressnor) Groet J.H.

Een paar uur later krijgen we nog, onder de titel borstschram (zeven klinkers!), de navolgende zin binnen: 'wordt het niet eens tijd dat u zich terugtrekt om aan een herfststrip (ook zeven klinkers, red.)te werken.'